Instellingen Bluetooth®-apparaten

U kunt de verschillende instellingen betreffende de Bluetooth®-functie regelen.

Bluetooth®-functie

Om de Bluetooth®-functie uit te schakelen, selecteert u het selectievakje om het vinkje te verwijderen.

Raadpleeg "Vliegtuigmodus" voor meer informatie over het gebruik van de Bluetooth®-functie wanneer de vliegtuigmodus ingeschakeld is.

Bluetooth®-apparaatinstellingen

De opgeslagen en gevonden Bluetooth®-apparaten worden weergegeven.

Scherm met Bluetooth-apparaatinstellingen. Vanaf bovenaan gelabeld van A tot C.

A )
Status audio-invoer/-uitvoer
Hier wordt de status van de audio-invoer/-uitvoer weergegeven voor Bluetooth®-apparaten, zoals een headset.
B )
Apparaatpictogrammen
Hier worden aan de hand van pictogrammen de types gevonden Bluetooth®-apparaten weergegeven.
Computer-pictogram Computer
mobiele telefoon, smartphone-pictogram Mobiele telefoon, smartphone
Headset- pictogram Headset
Luidspreker-pictogram Luidsprekers
Muis-pictogram Muis
Toetsenbord-pictogram Toetsenbord
Printer-pictogram Printer
Geen pictogram Overige apparaten
C )
Verbindingsstatus
Hier wordt de verbindingsstatus van de geregistreerde Bluetooth®-apparaten weergegeven.
Brandt Verbonden
Uit Niet verbonden

Bluetooth®-apparaten koppelen

Om een Bluetooth®-apparaat te verbinden met uw systeem, moet u het Bluetooth®-apparaat er eerst mee koppelen.
Om het Bluetooth®-apparaat te koppelen met uw systeem, selecteert u het Bluetooth®-apparaat waarmee u verbinding wilt maken en voert u het wachtwoord in. Na het invoeren van het wachtwoord, wordt de koppeling voltooid.
Voor apparaten waarvoor geen wachtwoord vereist is, hoeft u geen wachtwoord in te voeren. Volg de weergegeven instructies.

Bluetooth®-apparaten verbinden

Selecteer het Bluetooth®-apparaat waarmee u verbinding wilt maken en selecteer vervolgens [Verbinding maken].

  • Bluetooth®-apparaten die het volgende profiel ondersteunen, kunnen gekoppeld worden met uw systeem. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor de ondersteunde profielen op het Bluetooth®-apparaat dat u wilt gebruiken.
    • A2DP (Advanced Audio Distribution Profile)
    • AVRCP (Audio/Video Remote Control Profile)
    • HSP (Headset Profile)
    • HID (Human Interface Device Profile)‎
  • Wanneer het aantal Bluetooth®-apparaten dat gekoppeld kan worden met uw systeem overschreden is, verwijdert u apparaten die u niet langer nodig hebt uit de lijst met apparaten die reeds gekoppeld zijn.
  • U kunt tot zeven Bluetooth®-apparaten tegelijk aansluiten.
  • Meer informatie over het bedienen van het Bluetooth®-apparaat vindt u in de gebruiksaanwijzing voor het apparaat dat u gebruikt.

Voorrang geven aan de microfoon van het Bluetooth®-apparaat

Om voorrang te geven aan de microfoon van het Bluetooth®-apparaat boven de microfoon van het systeem, selecteert u dit selectievakje om het aan te vinken.

Naar bovenkant pagina